'Googlen' is een werkwoord geworden in onze taal, synoniem voor zoeken op het Web. Het probleem is dat we er zo kritiekloos mee omgaan, alsof Google alle antwoorden heeft. Ons vertrouwen in Google berust echter op een misvatting volgens Siva Vaidhyanathan, professor in de Bibliotheekwetenschappen:
"....We do not properly understand the nature of the nature of the transaction between us and Google. ...into our relationship with Google we do not grasp that we are not really Google's costumers. Google calls us users, but in fact we are Google's products. Our attention is what Google sells to its customers, which are the advertisers." (BBC interview)
We zijn dus geen klanten van Google, maar Google gebruikt onze argeloze aandacht en nieuwsgierigheid om zijn adverteerders te bedienen.
Volgens prominente linguisten zoals Arbib en Lakoff verklaren spiegelneuronen de biologische ontwikkeling van het menselijk taalvermogen (Arbib, 2005; Gallese, Lakoff, 2007). Ze maken het in alle geval mogelijk dat we elkaar begrijpen zelfs in dubbelzinnige situaties die weinig aanknopingspunten bieden. Omdat spiegelneuronen het mogelijk maken ons in de schoenen van iemand anders te plaatsen kunnen we ook zijn intenties begrijpen. Ook als we zoeken met Google maken we op een of andere manier onze intenties duidelijk. Google krijgt onze aandacht gratis. De vraag is schenkt Google ook aandacht aan ons, of loert het gewoon van achter een doorkijkspiegel naar ons terwijl het ons wat brokjes informatie toegooit die al of niet relevant zijn voor onze vraag.